29 april 1990

Senoritas

Lust moet nu eenmaal tevredengesteld
mijn sigaar een gefrustreerde penis
sinds ik meer sigaren rook
word ik ouder

De laatste Lolita, de laatste nimfijn
zal zonder twijfel Judy zijn
ik moet mij daarop voorbereiden
bestand zijn tegen andere meiden

T. is getrouwd en X. is verleden
B. is te jong, J. heeft al een vent:
rook een sigaar en bedenk dan tevreden
dat je nog steeds met dezelfde bent

Kees Winkler

Snotneus

Het is druk op de zaak. Hoe het komt is mij niet helemaal duidelijk, maar sinds de fusie een feit is hoor ik bijna iedereen zeggen dat er meer werk is dan ‘ie aan kan. Wanneer ik voor mijzelf spreek is duidelijk dat nieuwe taken tijd vergen om routine op te doen.
Voordeel van die gedeelde drukte is dat het werkoverleg plots in 30 minuten blijkt te passen, waar wij voorheen wel 1xc2xbd uur nodig plachten te hebben. En zelfs tijdens dat half uur denk ik af en toe dat ik ondertussen beter…

Ongebruikelijke taken staan beschroomd terzijde, zoals vroeger op het schoolplein de dikke jongen die bij geen der partijen welkom was. Maar ook zij moeten meedoen van meester.
Een begin van spanning doet zich voelen, hier en daar trekt een oog scheef. Degene die zijn middagpauze overslaat begint te denken dat anderen dat ook zouden moeten doen, of het recht verliezen te zeggen dat ze geen tijd hebben.

En dan gaat iemand om een uur eerder naar huis vanwege het hebben van een snotneus…

Het schoot mij weer te binnen!

Ik hoorde een nieuwsbericht dat ging over de ontwikkeling van het aantal moorden dat in Nederland per jaar gepleegd wordt. En ik merkte dat mijn vermeende nuchterheid in deze zich door mijn mediaconsumptie toch enigszins in de luren heeft laten leggen.

Wat blijkt?

In de periode 1996 tot en met 2004 is het absoluut aantal moorden per jaar in Nederland gepleegd iets teruggelopen, van 211 naar 202. Nu zegt dat niet alles, het aantal fluctueert namelijk nogal. Zo waren er in 1998 ‘slechts’ 176 moorden te betreuren. Meer betekenis heeft het gemiddelde aantal per 100.000 inwoners: dat daalde van 1,4 in 1996 naar 1,2 in 2004.
Bovengenoemd nieuwsbericht meldde ook nog, inspelend op de actualiteit!, dat het aantal familiedrama’s zoals die waarvan we de afgelopen twee weken hebben mogen horen (vader doodt vrouw en kinderen en in de helft van de gevallen ook zichzelf) in de onderzochte periode niet is toegenomen.

Zo realiseerde ik me eens te meer wat media-aandacht vermag. Aandacht voor bepaalde gebeurtenissen, de reporter ter plaatse, gesprekjes met buurtgenoten die niets inhoudelijks weten te melden, de deskundige in de studio, de eerste schooldag na de ramp, de stille tocht een aantal dagen later en tenslotte de terugblik met studiogesprek, dit alles gelardeerd met beelden van de woning waar het drama zich heeft afgespeeld en de wassende hoeveelheid teddyberen tegen het tuinhek, al die aandacht brengt de gebeurtenis zo nadrukkelijk onder de aandacht dat mijn perceptie van de werkelijkheid er door gekleurd raakt. Je zou toch eigenlijk verwachten dat er tegenwoordig veel meer gemoord wordt, vooral in familieverband, dan pakweg tien jaar geleden.
En daarbij ligt er om de haverklap weer iemand onder een bebloed laken in het journaal.

Al doende ontstaat een sfeer van bedreigde veiligheid, waarop de meer opportunistische volksvertegenwoordigers best in willen spelen door ons een oor aan te naaien in de vorm van maatregelen waarvan we anders toch helemaal niet zulke voorstanders zouden zijn.

Gelukkig zijn er nog de nuchtere cijferaars van het CBS, die de waan van de dag wat kunnen temperen met de harde feiten.
(zoek: moord)

Logje is zoek

Vanmorgen onder de douche was mijn stukje van vandaag al bijna geschreven.

Toen ging ik naar de zaak, werkte een stukje van de berg weg, ging weer naar huis om met M te eten, haar voor te lezen en naar bed te brengen (het was erg gezellig), luisterde naar I’m wide awake, it’s morning, en nu is dat stukje kwijt…

25 april 1990

‘T Nicotiaansche Kruid

Weg met dat stinkend stof! Weg met die vuile dampen,
De lucht en ’t heldre licht van tafeltoorts en lampen
Verduistrend, d’ademtocht vertstikkend, en vergift
Voor borst en ingewand! Wat razerny van drift
Kon zoo het menschenras van zelfbesef berooven,
Om dus zich ’t leven in den boezem uit te doven?
En, Hemel, alles is aan deze dolheid vast,
En gaat op prikklingsstank en walgingrook te gast!
Euroop, wat zijt ge dwaas! – Van waar toch dit gelusten
Naar ’t onkruid, naar ’t vergif van Oost- en Westerkusten?
Is ’t wonder, daar ge alom en ziekte en gift vergaxc3xa2rt,
Dat lichaamsplaag aan plaag ’t verzwakt gestel bezwaart?
Ja, ‘k gun u, specery der geurige Molukken,
‘k vergun u, wierook, myrrhe uit Yemensgaard te plukken,
verkrikkend, mits met maat genoten. -Maar venijn-?
Uw grond brengt giften voort, indien ze u noodig zijn.
’t Ontbreekt aan maankop niet of holle kervelstelen,
indien ze noodig zijn om eenig kwaad te heelen;
maar zeldzaam, zeldzaam ja, en minder dan men ’t denkt,
is ’t heilzaam, wat uit d’aart het menschlijk lichaam krenkt.

Willem Bilderdijk (1756 – 1831)

Uitslag klimaatpoll

Tjonge! 19 stemmen! En wat voor stemmen!

Wat denk jij van de voorspelde klimaatverandering?

Er moet wereldwijd worden ingegrepen [36.8%]

Er moet wereldwijd worden ingegrepen en Nederland moet het voortouw nemen [26.3%]

Ik denk dat we ons wel aan de gevolgen kunnen aanpassen [21.1%]

We zijn voorbij het ‘point of no return’, niks meer aan te doen [10.5%]

Ik heb niet zo’n duidelijk beeld van wat het betekent [5.3%]

Daar vinden ze wel wat op, de wetenschap heeft ons al vaker geholpen [0%]
Het zal mijn tijd wel uitduren [0%]
Het lijkt mij niet erg als het bij ons wat warmer wordt [0%]
Het lijkt mij niet erg als het bij ons wat kouder wordt [0%]
Stemmen: 19

62% procent van de respondenten vindt dat er wereldwijd moet worden ingegrepen. En bijna de helft van hen vindt bovendien dat Nederland daarbij het voortouw moet nemen. Daarmee is volgens mij meteen vastgesteld dat dit geen representatieve steekproef is geweest. Of zou het milieu onder de gemiddelde Nederlander ook op zoveel bijval mogen rekenen? In het gedrag van de ons vertegenwoordigende lichamen zien wij dat in ieder geval niet terug.

Ik vrees dat de meeste Nederlanders, en zij niet alleen, in de veronderstelling leven dat het zo’n vaart niet zal lopen, dat wij ons wel aan de gevolgen zullen kunnen aanpassen. Eenvijfde van de stemmers op deze poll denkt daar ook zo over. Het zou geweldig zijn als zij gelijk zouden krijgen, maar ik geloof er niet in. Ik koos immers voor de optie: ‘niks meer aan te doen’. Niet omdat ik van nature zo’n zwartkijker ben, maar omdat ik denk dat dit het soort probleem is waarvoor wij van nature de oplossing niet kunnen bewerkstelligen.

Why?

Het is een probleem dat in de verre toekomst ligt. Mensen zijn niet erg goed in het omgaan met risico’s die verder weg in de tijd liggen. Zou het zo zijn dat de beginnend roker zou weten dat de kans groot is dat hij de volgende dag al aan het roken zou sterven, er zouden maar weinig mensen aan beginnen. De kwalijke gevolgen liggen echter jaren verderop, wat ons de mogelijkheid biedt andere dingen nu even belangrijker te vinden en de beslissing waarvan we weten dat het de beste is, uit te stellen.
Zo ook met de voorspelde klimaatverandering. Laten we eerst zorgen dat onze koopkracht van volgend jaar verzekerd is, dan kijken we daarna naar de belasting van het milieu.

Daarbij komt dat wij geneigd zij de lasten te willen verdelen (waar wij de lusten toch liever voor ons zelf houden). Wanneer ik bedenk dat het goed is iets dat mijn leven vergemakkelijkt of veraangenaamd, niet te doen om redenen van een leefbare toekomst, ben ik daartoe pas bereid als anderen dat offer ook moeten brengen. Het is immers niet rechtvaardig dat ik dagelijks per fiets reis, terwijl mijn collega lekker met de auto gaat. ‘Als ik het alleen doe, helpt het toch niks’, zeggen we dan maar al te graag. En zo draven we met zijn allen richting afgrond.

Want het wereld klimaatsysteem is als een mammoettanker: wil je de koers veranderen, dan moet je bijtijds aan het roer gaan draaien. En wij gaan pas aan het roer draaien wanneer de wal in zicht is en niet meer te ontwijken.

22 april 1990

Meditatie

De stad verandert om je stappen heen
van winkelstraten in verlaten kaden
en regengeur volgt op benzinedamp.
Daar ben je met de pakhuizen alleen
op deze zondagmorgen in april.
Je neuriet wat en gaat waarheen je wil.

Achter de stad ligt nog een restje duin
aan onze greep en gierigheid ontkomen.
De wind begint te ruiken naar de zee
en verderop zie je de meeuwen schuin
de lucht arceren met hun vleugelslag.
Er komt wat zon. Het wordt een mooie dag.

Het zand is nat. Het is nog bijna vloed.
De lege schelpen die de rand versieren
van hoogwater zijn een krakend pad
dat goed begaanbaar is voor mensenvoet.
Voor andere mensen is het nog te vroeg.
Exc3xa9n wandelaar is op dat uur genoeg.

Soms is het beter buiten te vergeten,
hoe laat de klok sloeg ver weg in de stad
en eenzaam langs de golven heen te lopen
als iemand die de wijzerplaat vergat.
De sporen van je voeten langs de zee
gaan zelden langer dan zes uren mee.

Theo van Baaren

Kuuroord Balkonia

Ieder voorjaar is het lente en dat is toch wel een van de mooiste tijden van het jaar, voor wat het weer betreft. Je kunt er niet helemaal van op aan, maar er zijn altijd van die uitbundig zonnige dagen met nog net dat vleugje frisheid die daarmee zoveel aangenamer zijn dan de lome zomerse dagen met hun warmte van een zwaarder soort.
Vandaag is het zo’n dag, zo’n lentedag onder fris blauw met niet te veel wind en tintelende warmte.

En ik ben ziek thuis.

Denkend aan de hooggelegen sanatoria waar in vroeger tijden genezing gevonden werd onder vergelijkbare omstandigheden, leek het mij een goed idee mij met hetzelfde doel enige tijd uit de wind in de zon en onder een dekentje natuurlijk, op het balkon te posteren.

Echter.

Het voorjaar brengt meer dan alleen verandering van weer. Het voorjaar brengt telkens ook de busjes met opschriften als ‘Gout Bouw’, ‘Wits Schilders’ en ‘Simons Verbouwingen Restauratie Sanitair Klussenbedrijf’. Nu hoeft deze invasie in beginsel niet in strijd te zijn met mijn voornemen genezing te zoeken in de buitenlucht. Maar de vakman zoekt tegenwoordig steeds vaker steun bij gemotoriseerde hulpmiddelen. Vandaag staat er bijvoorbeeld al de hele ochtend een motor te ronken die voor de perslucht zorgt welke voor de klus van vandaag waarschijnlijk onmisbaar is. Op zo’n 20 meter van mijn geneeskrachtig balkon, dat dat daardoor juist niet meer is.

Het lijkt mij hoog tijd dat de Rekenkamer eens uitzoekt hoeveel werkdagen op deze manier verloren gaan!

Kwakkellog

Op de zaak neem ik de lift en vermijd ik het wandelen bij de lunch, en dan gaat het wel. Maar met de schemering kruipt een koortsig gloeien door mijn leden. Onder een dekentje drink ik mijn koffie op de bank tot het vroeg genoeg is om naar bed te gaan. Zo zie ik nooit eerder genoten televisieprogramma’s en dat is wel eens aardig, voor een keer. Ik heb dat gloeien van binnen altijd wel prettig gevonden, ik kan helemaal in die warmte kruipen, vooral in bed. Nadeel is dat iedere neiging tot activiteit smelt. En juist vandaag kwam V natuurlijk met een lekke band thuis.

Zondag leek ik hersteld.
We gingen naar het Drents Museum om de schilderijen van Matthijs Rxc3xb6ling te zien (en besloten de trein deze keer ongemoeid te laten). Hij is zich altijd thuis blijven voelen in het naturalisme en het ontbreken van het abstraherende in zijn werk maakte dat hij lang als te laat geboren werd gezien. Ook in de Kunst dient men zich immers aan de afspraken te houden. Het lijkt mij een leuk eigenwijze man te zijn, wiens werk helemaal niet braaf is en vol geest.

De afdeling ‘Rijksmuseum aan de Brink’, die bestaat zolang het Rijks aan de Amstel verbouwd wordt, viel wat tegen. Ja, Breitner kon er wat van, maar na de meest frisse kleuren van Rxc3xb6ling en waarschijnlijk mede door de duistere presentatie vielen de schilderijen van rond de een na laatste eeuwwisseling wat tegen.

18 april 1990

Die ochtend in april
waarop mijn vader doodging,
enige tijd nadat het eerste licht gekropen kwam
onder het ongestreken en te kort gordijn
van de speciale kamer voor de stervenden,
die ochtend heb ik voor het eerst
de dood van heel dichtbij gezien.
Hij was niet speciaal gruwelijk,
ook niet een zorgzame verlosser
maar traag en efficixc3xabnt.
Hij zat verborgen in de gummi slang
waarmee het doodsgereutel pijnlijk
werd verminderd
en in de zakdoek die niet hielp
tegen het koude zweet
en in de blauwe glans die plotseling
op het gelaat lag,
in de adem die de kamer vulde, waar
geen reukwater meer hielp.
Hij gaf mijn vaders hand de kracht
nog voor een laatste groet
en deed een beetje ouderwets aan
in de plechtige gedaante van een non
die het laken hoger trok
en het dode gezicht nog doder maakte.

Patricia Lasoen