Over betrokkenheid

Ik las laatst een artikel over werknemer-betrokkenheid als sleutel tot het oplossen van de meer-met-minder kwestie. Teneur: er moet in organisaties en bedrijven meer terwijl er minder middelen beschikbaar zijn; een betrokkenen werknemer levert ‘minimaal 40% meer’ voor hetzelfde geld.

Daar is niet veel tegen in te brengen. Die 40% lijkt me speculatief, maar uit de handen van iemand die om 14:30 uur denkt ‘ik ga die klus vanmiddag nog klaren’ komt natuurlijk meer dan wanneer hij op de klok kijkt en denkt ‘hm, nog 2,5 uur; ik kan er beter morgen aan beginnen’.
Toch heb ik het gevoel dat aan het idee ‘betrokkenheid’ iets hapert; iets als ‘het goede idee op het verkeerde moment’.

Werknemers van grote Japanse bedrijven waren heel lang zo ongeveer familie van het bedrijf. Het bedrijf zou je nooit ontslaan en ontslag nemen was al net zo min denkbaar. Gecombineerd met een voor ons westerlingen niet meer zo makkelijk te begrijpen dosis plichtsbesef werkte deze vorm van betrokkenheid lang goed. Maar op den duur werkte deze betrokkenheid verstikkend en de Japanse economie liep erop vast.

In de Verenigde Staten en Europa heeft deze mate van wederzijdse betrokkenheid nooit bestaan. De productiefactor arbeid is nooit familie geworden, massaontslagen hebben altijd deel uitgemaakt van de vrije ondernemingsgewijze productie en wat er aan baanzekerheid bestaat is vooral afgedwongen door vakbonden. Waarmee niet gezegd is dat betrokkenheid in ons deel van de wereld niet bestaat of heeft bestaan. Wie met fijne collega’s werkte aan een mooi en zinvol product en daarvoor een goed loon ontving ontwikkelde al snel een gevoel van betrokkenheid. En ook bij ons was ‘plichtsbesef’ lange tijd vrij gewoon.

Maar wij zijn gaandeweg individuen geworden. ‘Word wie je bent’, ‘volg je hart’, ‘maak je droom waar’; we hebben vooral nog de plicht onszelf niet te vergeten; we moeten ‘er alles uithalen’. De wereld om ons heen is daarbij instrumenteel. Een relatie duurt zolang als de ander ons nog voldoende te bieden heeft, wat we kopen wordt minder beoordeeld op nut dan op imago, en werk is een middel om onszelf te verwezenlijken. Ook uit ons werk moeten we dát kunnen halen wat we nodig hebben. Waarbij we minder geboeid raken door de fijne afwerking dan door de grove streken. Na een paar jaar is het tijd voor een nieuwe uitdaging.

Ook organisatie en bedrijf zien veel in een flexibele relatie tot de werknemers. In de commerciële sector speelt de aandeelhouderswaarde een grote rol. Productie verhuisd naar lage lonen, in de dienstverlening moeten de arbeidskosten naar beneden; lonen kunnen niet omlaag dus wordt er boventalligheid verleend.

Meer betrokkenheid bij minder betrokken zijn.
Het klinkt als een spagaat en die kunnen alleen de meest lenigen onder ons volbrengen.