De oorlog tegen drugs

Dat was toch even schrikken, toen de Nederlandse Politiebond (NPB) Nederland in een rapport voor de Tweede Kamer indeelde in de categorie ‘narcostaten’. Dan denk je onwillekeurig aan de Netflix-serie Narcos, de gruwelijke verhalen die we af en toe horen uit Mexico en het moorddadig drugbeleid van de Filipijnse president Duterte. Gelukkig stelt NPD voorzitter Jan Struijs ons ook gerust: “We hebben hier gelukkig geen Mexicaanse toestanden.”

Maar toestanden hebben we inmiddels wel. Drugsgerelateerde liquidaties, de vele wietplantages die worden ontruimd, het dumpen van restchemicaliën van XTC productie in de Brabantse bossen en zelfs infiltratie in het politieapparaat, we horen er geregeld over. En dan is er nog de Rabo bank die ruim 300 miljoen euro reserveert om een dreigende straf wegens witwassen van drugsgeld aan de Mexicaans-Amerikaanse grens te kunnen afkopen.
Hoe ernstig ook, het zijn ‘geen Mexicaanse toestanden’, deze schermutselingen in de periferie van de inmiddels ruim honderd jaar durende oorlog tegen drugs.

In zijn boek boek ‘Chasing the Scream: The First and Last Days of the War on Drugs toont Johann Hari meerdere kanten van het drugsverhaal. Hij praatte onder meer met verslaafden, artsen en grote en kleine drugdealers. Dat levert wrange, schokkende, ontroerende, maar ook hoopgevende verhalen op.

Nieuw voor mij was toch dat de oorlog tegen drugs in de Verenigde Staten lang een racistische rechtvaardiging kreeg.

quote-there-are-100-000-total-marijuana-smokers-in-the-us-and-most-are-negroes-hispanics-filipinos-harry-j-anslinger-66-63-90

Hari’s verklaring van wat verslaving ontstaat en is, is denk ik nogal omstreden. Het ‘stofje’ speelt in zijn uitleg nauwelijks een rol. Verslaving ontstaat na trauma en als copingmechanisme in traumatiserende omstandigheden. Hij illustreert dat bijvoorbeeld door te stellen dat duizenden Amerikaanse soldaten uit Vietnam terugkeerden met een heroïne verslaving, die na thuiskomst geen echte verslaving bleek te zijn; zij konden zonder veel moeite stoppen met gebruiken.

Zijn verhaal over de oorlog tegen drugs snijdt volgens mij meer hout. Hij laat zien hoe deze oorlog hele landen heeft overgeleverd aan criminele bendes en daarbij miljoenen levens heeft verwoest. Colombia, Bolivia, Afghanistan,Thailand, Guinee Bissau en Mexico zijn landen waar de miljarden euro’s die in de drugshandel omgaan de drugskartels in staat hebben gesteld het overheidsapparaat vrijwel volledig te corrumperen.

Het wrange van het hele verhaal is natuurlijk dat die ellende daar ontstaat door de vraag naar drugs bij ons. Door het verbod op productie van en handel in drugs ontstaat de kloof tussen vraag en aanbod, waarover de drugskartels graag hun nietsontziende bruggen bouwen. Om het bezit van die bruggen wordt bovendien door de kartels onderling heftig gestreden.
Hoe feller de strijd tegen de kartels, hoe groter hun behoefte aan mollen in de verschillende delen van de overheid. Hoe zwaarder de wapens die de bestrijders inzetten, des te meer geweld de kartels nodig hebben om de handel bij de westerse consument met koopkracht te krijgen. En de te behalen winsten blijken telkens groot genoeg om extreem geweld te ‘rechtvaardigen’.

Voordat we die door de NPD gevraagde 2000 extra rechercheurs in gaan zetten, zouden we ons misschien de vraag moeten stellen: gaan die 2000 ervoor zorgen dat de oorlog tegen drugs gewonnen gaat worden? Of zal hun aanstelling slechts een nieuwe stap zijn in de escalatie van de oorlog tegen drugs?

De cynicus grimlacht ondertussen bij deze cartoon:

war-on-drugs beeindigen

Wees dapper.

AfbeeldingJe kent het vast wel. Iemand doet verslag van een ongemakkelijke, spannende of zelfs een bedreigende situatie waarin ‘ie heeft verkeerd. Het ging er stevig aan toe, zo hoor je vertellen, en die ander is wel even de waarheid gezegd en hij is flink op z’n nummer gezet.

Hm, denk je bij jezelf, want je was toevallig getuige van de gebeurtenis, van die heldhaftigheid heb ik minder gemerkt.
Laat ik er niet om liegen, ik heb mezelf ook wel eens op die manier horen praten. Achteraf voelde ik me daar toch ongemakkelijk bij. Terug gaan naar degenen aan wie je je heldhaftig verslag hebt gedaan en vertellen dat het eerlijk gezegd wat anders is gegaan, dat doe je toch ook niet. Zo belangrijk is ’t immers niet. Tenminste niet voor die ander. En voor jezelf?
Ik vraag me als getuige van zo’n verslag van stoerheid altijd af of de verteller zichzelf ook hoort praten. Of hij aan het eind van de dag ook dat wat ongemakkelijke gevoel heeft. En meer in het algemeen, of het eigenlijk kwaad kan jezelf dapperder voor te doen dan je bent.
Het zou in ieder geval mooi zijn als we iets meer van onze dapperheid konden aanboren op het moment dat ’t echte dapperheid kan zijn. En dan bedoel ik niet dat we over-assertief door het leven moeten gaan, dat de wat-nou! houding de voorkeur verdient. Nee, ik bedoel dat het mooi zou zijn als we op het juiste moment zouden durven zeggen wat we vinden.
Dus als bijvoorbeeld een baas dingen zegt waarmee je het helemaal niet eens bent, dat je dat ook tegen hem zegt, het best natuurlijk met argumenten. In plaats van wat halfslachtig te sputteren of zelfs te zwijgen en later anderen te vertellen dat je wel even gezegd hebt dat …
Ik denk dat zowel die baas als jijzelf daarmee geholpen zouden zijn.

Vernederend werk

Stel, je hebt een baan. Een baan bij de gemeente. Je houdt de stad schoon. Geen onbelangrijk werk. Je ziet wel eens beelden van steden waar de stadsreiniging staakt. Binnen de kortste keren verandert zo’n stad in een vuilnisbelt.

Nu besluit de Nederlandse regering dat werklozen best iets terug kunnen doen voor de uitkering die ze krijgen. Ze moeten één dag in de week vrijwilligerswerk gaan doen. En als ze zelf niets vinden moeten ze die dag bijvoorbeeld gaan helpen bij het schoonhouden van de stad.

Een storm van protest steekt op en niet alleen onder werklozen. “Heb ik daarvoor mijn hbo studie gedaan!?” vraagt iemand zich verontwaardigd af. “Ik heb daar maar anderhalf van de acht uur echt gewerkt!” moppert een ander. En de wethouder van ‘Werk, Inkomen en Participatie, Diversiteit en Integratie, Inburgering en Bestuurlijk stelsel’ in Amsterdam, Andrée van Es van GroenLinks, vindt dat het vernederend is voor werklozen dit werk, jouw werk te moeten doen, één dag per week.

Je zou toch haast zeggen: vernederend, dat ze zo over je werk praten.

Stilte

Er is in Nederland niet veel stilte meer te horen; stilte in de zin van afwezigheid van door mensen voortgebracht geluid. Maar er is nog wel stilte te zien.
Onder bepaalde omstandigheden – licht, ruimte, uur van de dag, seizoen? – kan er zichtbare stilte ontstaan, plaatsgebonden stilte die dat is ondanks de aanwezigheid van (bescheiden) door mensen voortgebracht geluid. En al zou het daar op dat moment nog mooier zijn zonder dat menselijk geluid, toch gaat er een weldadige rust uit van zo’n moment.

Jeugdzorg weer?

Uit de NRC van 19 mei:

HET LUKT DE OUDERS NIET DE STRIJD TE EINDIGEN

Al in 2009 stelde het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling vast dat de onenigheden leidden tot “psychisch geweld” tegen de kinderen. In april 2013 is dit niet veranderd. De jongens worden volgens de Raad zo “ernstig in hun ontwikkeling bedreigd” dat de kinderrechter wordt verzocht hen voor een jaar onder toezicht stellen. Een andere oplossing is er volgens de Raad niet “omdat het ouders niet lukt om samen te werken en hun strijd te beëindigen”.

En nu zijn Ruben en Julian gevonden. Dood. In een sloot.

In hetzelfde artikel wordt de vraag gesteld hoe het zo mis heeft kunnen gaan bij Jeugdzorg. Een terechte vraag. Als we een organisatie hebben die als doel heeft het welzijn van kinderen te bewaken moeten we die organisatie kritisch kunnen bevragen als het mis gaat met die kinderen. Maar kunnen we die organisatie als enige verantwoordelijk maken voor het welzijn van kinderen als Ruben en Julian?
Het is geen fijn moment om de vraag te stellen, maar waar zijn de ouders van Julian en Ruben de jaren na hun scheiding mee bezig geweest? Het lukte hen niet de strijd te eindigen, en al die jaren waren ze de ouders van Ruben en Julian.

Google glass. Wat zien ik!?

Sergey Brin die bij Google werkt aan de Google Glass, zegt: “Is het de bedoeling dat we zo communiceren met andere mensen? Moeten we in de toekomst ineengedoken blijven rondlopen, naar beneden kijkend, al wrijvend op dat stukje glas?

Vergelijken we ons ‘schermleven’ met het ‘natuurlijke leven’, dan zijn ‘die hard’ smartphone-gebruikers volgens Larry D. Rosen, hoogleraar psychologie aan de California State University, stuk voor stuk ADHD’ers, narcisten, sociale angsthazen en dwangneuroten. De misvatting is volgens hem dat we kunnen multitasken, terwijl dat helemaal niet zo is. “We kunnen slechts taken afwisselen. Met andere woorden: het ontbreekt mensen aan de mogelijkheid om de volle aandacht voor twee taken tegelijkertijd te hebben.”

Ook met de Google glass op je neus zul je toch telkens moeten schakelen tussen de stoffelijke wereld om je heen en de virtuele informatie die de Gg daaraan toevoegt. Over een paar jaar zit de trein/het café/de klas vol mensen die daar tegelijkertijd ook niet zijn.

Honger vs. overvloed

 

 

Hoewel het in beide gevallen over voedsel gaat, is er natuurlijk geen direct verband tussen de honger van de een, en het afval van de ander, behalve dat het moreel ongemakkelijk is: overdaad staat schrijnend tegenover tekort. Als wij vanaf vandaag stoppen met weggooien van voedsel is daar geen hongerig kind mee geholpen.

Er moet structureel iets veranderen, bijvoorbeeld stoppen met financieren van de export van landbouwproducten (nu exporteren onze boeren, omdat zij elders een betere (dwz door subsidies opgedreven) prijs krijgen. Of meer algemeen: vrije handel is niet hetzelfde als eerlijke handel: economische macht telt zwaar. Kortom, tijd voor Fair Trade!

Medal of Honor – the game

Het ging over Medal of Honor, bij DWDD, omdat op 12 oktober de jongste versie van dit videospel uitkomt. Miljoenen gamers kijken er reikhalzend naar uit en het belooft een volgende stap te bieden in het realistisch weergeven van de spelomgeving. De oorlog in Afghanistan is het decor waarin de speler in zijn rol als Amerikaans soldaat of Talib punten kan scoren en kan winnen of verliezen.

Niet helemaal verrassend was het dat ook de vraag opkwam hoe we deze manier van geweld als vermaak nog moeten waarderen. Nog minder verrassend was de reactie dat we vroeger toch allemaal cowboytje hebben gespeeld en kijk ons nu eens zitten: wij doen toch geen vlieg kwaad!? Dus!

Teleurstellend vond ik het dat zelfs de Universitair docent gamen – jawel, die bestaat – niet kon aanwijzen waar deze vergelijking  inmiddels mank gaat. Natuurlijk stelden wij ons vroeger voor dat wij ons werkelijk in de strijd bevonden en dat ons eigen gemaakt schiettuig echte kogels uitspuwde. Maar wat wij met elkaar beleefden stond toch mijlenver af van wat een oorlog is. Het hoge realiteitsgehalte van het hedendaagse schietspel geeft de speler de indruk dat hij (zelden zij) oorlog beleeft zoals deze werkelijk is. Het Amerikaanse leger heeft de makers flink geholpen en er zijn ook 'interviews' met soldaten die vertellen hoe authentiek het allemaal is. Maar oorlog wordt het nooit, oorlog voeren op een beeldscherm. Niet xc3xa9xc3xa9n gamer zal het spel afsluiten met een post traumatisch stress syndroom, iets waarmee menig echt soldaat wel thuis gekomen blijkt te zijn. En daarom kan het leger er vanuit gaan dat de geboden hulp de wervende kracht van het spel alleen maar zal vergroten. To do what is necessary.

De Lierspeelster (voor de buurtkrant)

Lierspeelster Tissing Een bijzonder en zelfs uniek kunstwerk in onze buurt is De Lierspeelster van Martin Tissing. Zij bespeelt haar instrument onder een boom bij de Widar Vrije school, een beetje verscholen eigenlijk, daar achter die heg.
Het beeld is niet alleen uniek omdat er slechts xc3xa9xc3xa9n exemplaar van is, maar ook omdat het het enige bestaande beeld van Martin Tissing is. De gemeente Groningen kocht het bronzen beeld in 1963 in de veronderstelling dat het het eerste figuur zou zijn van een groep van zes; drie muzikanten en drie luisteraars had de kunstenaar immers in gedachten. De Lierspeelster werd zo in 1963 in onze buurt geplaatst, waarna Tissing nog wel een Luisteraar maakte, maar dat beeld kwam niet verder dan een versie in gips. Die gipsen luisteraar stond nog jaren in de tuin van de kunstenaar, in Ezinge, waarvandaan hij de Lierspeelster natuurlijk helemaal niet horen kon, en is daar ook door weer en wind verloren gegaan. En zo xe2x80x98hebbenxe2x80x99 wij nu het enige beeld van de hand van Martin Tissing.

Maar waarom hield Tissing er na xc3xa9xc3xa9n beeld, of eigenlijk anderhalf beeld, al weer mee op? Hij kwam tot het inzicht dat hij een beter schilder dan beeldhouwer zou zijn. Dat is natuurlijk jammer voor de Rivierenbuurt. Zoxe2x80x99n groep van zes bronzen beelden zou onze buurt toch (nog?) mooier hebben gemaakt.

Onlangs was ik in museum Belvedxc3xa8re in Heerenveen en zag daar een paar schilderijen van Martin Tissing. Die doen helemaal niet denken aan De Lierspeelster, of het moet zijn dat beeld en schilderijen gekenmerkt worden door een zekere zachtheid: harde lijnen en hoeken komen er niet in voor. Maar ja, zoxe2x80x99n bronzen beeld is vanzelf toch hard en heeft gewicht. De schilderijen van Tissing zijn licht en ook abstract. Het zijn kleuren op zoek naar hun vorm. Hij zegt er zelf dit over:

xe2x80x9cDe geheimzinnigheid van het schilderij ontstaat door laag over laag te schilderen. In mijn werk passen geen perfecte, strak omlijnde vormen. Je moet de hand van de schilder kunnen zien. Die imperfectie geeft mijn werk de tederheid die ik nastreef.xe2x80x9d

Martin Tissing Lyrisch expressionistisch wordt zijn stijl van schilderen genoemd. Dat xe2x80x98lyrischxe2x80x99 had oorspronkelijk betrekking op xe2x80x98een gedicht dat gezongen wordt bij een lierxe2x80x99. En dan begrijp je ineens waarom onze Lierspeelster Tissings enige beeld is en moest zijn: haar spel wordt zichtbaar in de schilderijen die Martin Tissing sedertdien heeft gemaakt.